Chronische instabiliteit van de elleboog

Bij sommige patiƫnten ligt het falen van een operatief ingrijpen echter aan een onderliggende pathologie van het radiaal collateraal ligament van de elleboog. Dit is de primaire statische stabilisator van de elleboog. Secundaire statische stabilisatoren zijn de radiuskop, het kapsel en de mediale en laterale peesinsertie. De dynamische stabilisatoren zijn de spieren rondom het ellebooggewricht.

Het is dus eenvoudig te verstaan dat als de primaire stabilisator faalt, de dynamische stabilisatoren dit trachten over te nemen en dat deze laatste, bij te veel belasting, uiteindelijk falen. Maw. als er een onderliggend falen van het ligament is, dan trachten de spieren dit te compenseren, maar bij overbelasting zullen deze falen.

Waarom faalt het ligament?

Het kan falen door een plots trauma of door een chronische rek. Ook een voorgaande ingreep, (verschillende) cortisone infiltraties, behandeling met ESWT of PRP kunnen bijdragen tot een verzwakken en uiteindelijk falen van dit ligament.

Hoe wordt dit vastgesteld?

Zulke diagnose is bij klinisch onderzoek vaak niet met zekerheid uit te sluiten. NMR is soms richtinggevend. De beste onderzoeksmethode is een arthroscopie waarbij onder direct zicht de stabiliteit kan worden gecontroleerd.

Wat is de behandeling?

Er wordt best een kijkoperatie van de elleboog uitgevoerd en eventuele bijkomende intra-articulaire pathologie behandeld, samen met het testen van de stabiliteit. Zo nodig kan tijdens dezelfde ingreep worden overgegaan naar een open herstel van het ligament.

Doorgaans kan geen primaire hechting worden uitgevoerd, doch dient te worden overgegaan naar een reconstructie door middel van een peesgreffe.  Met deze greffe wordt de normale anatomie van het ligament hersteld: zij wordt verankerd op de ulna.

Ook de gemeenschappelijke extensorpeesinsertie wordt opgefrist en behandeld. Hierbij is het vaak mogelijk om het zieke weefsel weg te snijden en de spierige extensor carpi radialis longus gedeeltelijk los te maken en in het defect te draaien. Soms is het defect in de gemeenschappelijke extensorpeesaanhechting zodanig groot dat een primaire sutuur niet kan worden uitgevoerd. Doorgaans wordt dan een gesteelde spierflap (anconeus) gepreleveerd om het defect te vullen.

Wat is het postoperatieve verloop?

Dit bestaat uit 2 weken ellebooggips. Nadien volgt een elleboogbrace (met stabiel scharnier). Deze brace wordt zo ingesteld dat de eerste 2 weken de laatste 30° van extensie wordt geblokkeerd. Pas nadien mag een volledige beweging worden uitgevoerd. Pas na 6 weken mag er zonder externe steun vrij worden bewogen.


 

Afspraak maken