Pols en Hand
De menselijke hand onderscheidt zich van alle dieren door de goede duimwerking. Dit noemen we een opponeerbare duim, men kan de duim naar alle andere vingertoppen van de hand brengen. Hierdoor kunnen we onze omgeving fysiek manipuleren. Dit gaat van een simpele motorische vaardigheid, zoals een buis vastnemen tot hele fijne taken, bijvoorbeeld een draad door het oog van een naald steken. Daarnaast bevat de hand een grote hoeveelheid tastcellen, de hand vormt dan ook de belangrijkste informatiebron voor onze tastzin.
Mensen zijn links- of rechtshandig, dit komt omdat de hand door de tegenovergestelde hersenhelft bediend wordt. Tevens heeft de hand een belangrijke functie in de lichaamstaal en communicatie. Door het maken van gebaren kunnen we onze taal kracht bijsturen of communiceren dove mensen door middel van gebarentaal.
Letsels
De hand is een complex geheel van 27 botjes: 8 handwortelbeentjes, 5 middenhandsbeentjes en 14 vingerkootjes. Deze vormen ter hoogte van de pols een gewricht met de onderarm.
- Het radio-ulnair gewricht bevindt zich tussen radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp). De onderarm is in feite 1 groot gewricht gezien radius en ulna ter hoogte van de elleboog ook samenkomen. Bij een draaibeweging van de pols draait de radius rond de ulna.
- Het polsgewricht wordt gevormd door het radiocarpaal en radio-ulnair gewricht. Dit gewricht zorgt onder andere voor het op- en neer bewegen van de hand.
- De carpus of handwortelbeentjes is een complex gegeven bestaande uit 8 kleine botjes die in 2 rijen verdeeld zijn. Omdat ze onderling goed met elkaar verbonden zijn, is er weinig beweging tussen de botjes. Toch zijn ze onmisbaar voor de variatie aan beweeglijkheid in de hand en vingers.
- Een stap verder hebben we de gewrichten tussen de carpus en de vijf metacarpalen (middenhandsbeenderen). Dit noemen we de carpometacarpale gewrichten (CMC-gewricht). Het CMC-1 gewricht ter hoogte van de duim is een zadel gewricht. Hierdoor beschikt de duim over een grote beweeglijkheid en grijpfunctie met de andere vingers.
- Tussen de metacarpalen en vingers hebben we de vijf metacarpophalangeale gewrichten (MCP-gewrichten). Dit zijn de ‘knokkels’. Een frequente pathologie ter hoogte van het vijfde MCP-gewricht is de boksersfractuur.
- In de vingers hebben we de interphalangeale gewrichten. Ter hoogte van de duim is er 1, de andere vingers hebben er elk 2. Dit is het proximaal (PIP-gewricht) en het distaal (DIP-gewricht). Artrose komt hier vaak voor. We zien dit meer bij vrouwen dan bij mannen.
Alle gewrichten worden bij elkaar gehouden door ligamenten en gewrichtskapsels. Tussen de ellepijp en de hand bevindt zich het TFCC (Tri-angulair fibrocartilagineus complex). Dit complex fungeert als een soort meniscus in de pols. Mensen die vallen op een uitgestrekte hand kunnen een scheur oplopen van dit complex. Dit geeft pijn ter hoogte van de pinkzijde van de pols.
Om de hand te kunnen bewegen hebben we spieren nodig. De nauwkeurige samenwerking van de verschillende spieren zorgt ervoor dat we zeer specifieke bewegingen kunnen uitvoeren zoals pianospelen of typen op een toetsenbord. De strekspieren en –pezen lopen ter hoogte van de handrug. Deze kan je voelen wanneer je de vingers gestrekt houdt. De buigspieren- en pezen lopen via peesscheden vanuit de onderarm naar de vingerkootjes. Soms zitten deze pezen in hun peesscheden gekneld, dit noemen we een springvinger.
De intrinsieke spieren vertrekken vanaf de middenhandsbeentjes naar de vingers. Deze zorgen ervoor dat we de vingers naar elkaar toe en van elkaar weg kunnen bewegen. Dit gebruiken we onder andere om een blad papier tussen 2 vingers te houden.